Natali's Homepage  
Navigation
 
Home
Cheats
Lyrics
Links
Guestbook
Sitemap
 
 

Dutch Navigation
 
Kroatisch Alfabet & Uitspraak
Algemene vocabulaire Kroatisch
Beknopte Kroatische Grammatica
Kroatische Woordenschat
Het Nederlands Kroatisch Woordenboek
Het Kroatisch Nederlands Woordenboek
Foto's Kroatië
Recepten
 
 

Natali's Homepage
 

 

English Hrvatski Dutch Irregular Verbs

Natali's Kroatische werkwoorden

English Hrvatski Nederlands


English Hrvatski Nederlands
awake probuditi se wakker
babysit čuvati malu djecu babyzitten
be biti zijn
bear roditi baren
bear nositi verdragen
beat tući slaan
become postati krijgen
begin početi beginnen
behold opaziti behouden
bend savinuti buigen
bet kladiti se wedden
bind vezati binden
bite gristi bijten
blow puhati, duvati (uit)blazen
break slomiti vernielen
bring donijeti brengen
build graditi bouwen
burn gorjeti branden
burst prsnuti barsten
buy kupiti kopen
cast bacati werpen, (weg)gooien
catch uhvatiti, uloviti (op)vangen
choose birati kiezen
come doći komen
cost stajati, koštati kosten
creep puzati kruipen
cut rezati snijden, knippen
deal dijeliti uitdelen, handelen
dig kopati graven
do činiti doen
draw vući, crtati tekenen
dream sanjati dromen
drink piti drinken
drive voziti rijden
dwell stanovati wonen, verblijven
eat jesti eten
fall pasti vallen
feed hraniti voeden
feel osjećati voelen
fight boriti se vechten
find naći vinden, zoeken
flee bježati, pobjeći (ont)vluchten
fly letjeti vliegen
forget zaboraviti vergeten
forgive oprostiti vergeven
forsake ostaviti verlaten, begeven
freeze smrzavati se (be)vriezen
get dobiti krijgen, ontvangen
give dati geven
go ići gaan
grind mljeti, brusiti (ver)malen
grow rasti groeien
hang visjeti hangen
have imati hebben
hear čuti horen
hide sakriti verbergen
hit pogoditi, udariti raken
hold držati (vast)houden
hurt raniti pijn doen
keep dražati houden
knit plesti breien
know znati weten
lay položiti leggen
lead voditi leiden
lean nasloniti se leunen
leap skočiti (op)springen
learn učiti leren
leave ostaviti, otići (ver)laten
lend posuditi (uit)lenen
let pustiti laten
lie ležati liggen
light zapaliti (ver)lichten, aansteken
lose izgubiti verliezen
make načiniti maken
mean značiti menen
meet sresti ontmoeten
mow žeti maaien
oversleep prespavati verslapen
pay platiti betalen
put staviti (neer)zetten
read čitati lezen
ride jahati rijden
ring zvoniti bellen
rise dići se opstaan
run trčati rennen
saw piliti zagen
say reći zeggen
see vidjeti zien
seek tražiti zoeken
sell prodati verkopen
send poslati (ver)zenden
set staviti zetten, plaatsen
sew šiti naaien
shake tresti schudden
shave brijati scheren
shine sjati schijnen
shoot strijeljati schieten
show pokazati laten zien
shut zatvori sluiten
sing pjevati zingen
sink tonuti zinken
sit sjediti zitten
sleep spavati slapen
slide klizati se glijden
smell mirisati ruiken, stinken
sow sijati zaaien, strooien
speak govoriti spreken
spell sricati spellen
spend provesti, trošiti uitgeven
spill proliti morsen
spin presti, vrtjeti draaien, spinnen
spit pljuvati spugen
split raskoliti splitsen
spoil pokvariti verwennen
spread raširiti (ver)spreiden
spring skočiti springen
stand stajati staan
steal krasti stelen
strike udariti raken, treffen
swear zakleti se (be)zweren
sweep mesti vegen
swim plivati zwemmen
swing njihati se zwaaien, schommelen
take uzeti nemen
teach podučavati onderwijzen
tear derati (ver)scheuren, trekken
tell kazati vertellen, zeggen
think misliti denken
throw bacati (weg)gooien
understand razumjeti begrijpen
wake probuditi ontwaken
wear nositi dragen
weep plakati huilen
win steći winnen
write pisati schrijven

 
 

© 2003 Natali